In deze zeeën die ik mij verkoos,
lig ik verdronken, eindeloos
diep op den bodem, zonder wil.
Het water boven mij staat stil.
Zo ben ik in een transparanten doos
geklonken, ver van storm en hoos
stortzee en vloed - mijn hart doet pijn,
het wil een snelle zeemeeuw zijn,
een zil'vren vis, beweeg'lijk in den stroom.
Maar als een anemoon, die loom
om donker water wiegt en deint
en aan het eigen spel verkwijnt,
sta ik geworteld in vervloekte rust,
van tij noch keertij mij bewust,
diep op den bodem zonder wil.
Het water boven mij staat stil.
Hella Haasse
Uit: Stroomversnelling, 1945