Gerard den Brabander -Dichters moeten de minnaars uit zich weren


Dichters moeten de minnaars uit zich weren

Dichters moeten de minnaars uit zich weren
willen zij naakt gelijk de goden zijn.
Waarom dan, hart, dit mateloos begeren
... naar alle naaktheid, geborneerd en klein,

en waarom zijn onsterflijkheid bezeren
aan deze beten van het bot veniijn,
wanneer de liefde slechts dit klein kreperen
de bestie is achter ‘t bedgordijn?

Hijg dus, o hart, uw sterflijkheid te buiten,
gij , die uit de pijn het bovenaardse koos,

eens zal uw mond zich als gesteente sluiten
in d’ eenzaamheid van wind en waterhoos,

maar, wie hem kust, zal er op leven stuiten:
diep in zijn barsten hurkt de wilde roos.

Gerard den Brabander (1900-1968)

De Arbeiderspers, Amsterdam 1958