Henk Fedder - Joodsch kind


Joodsch Kind

Zij wacht hem elken avond aan den trein
het meisje met d’on-arisch zwarte haren,
met oogen, die verstrakken in een staren
of vader gauw de tunnel door zal zijn.

Forensen schuif’len langs de binnendeur
en schieten van de trap in daag’lijksch jachten,
het donk’re kind kan enkel staan en wachten
vlakbij het hokje van den conducteur.

Dan zwaait een mannenarm een verren groet,
op ’t klein gezicht bloeit plotseling herkennen,
ze moet op slag hard naar haar vader rennen,
hij bukt zich laag en zoent haar smallen toet.

Nu gaan zij samen door den laten dag,
de man gebogen en van zorg gebeten,
het ratelstemmetje wil graag weten
waarom ze nog niet naar het zwembad mag…

O Heer, ik heb vandaag een bede maar:
Elk Joodsch gezin wordt haast vaneengereten,
Laat de Gestapo deze twee vergeten,
Laat die in Jezus’ naam toch bij elkaar.

Henk Fedder

Oorspronkelijk anoniem verschenen in het Geuzenliedboek 1940-1945.