Edward Lear - The Owl and the Pussycat




The Owl and the Pussycat

I

The Owl and the Pussy-cat went to sea
In a beautiful pea green boat,
They took some honey, and plenty of money,
Wrapped up in a five pound note.
The Owl looked up to the stars above,
And sang to a small guitar,
'O lovely Pussy! O Pussy my love,
What a beautiful Pussy you are,
You are,
You are!
What a beautiful Pussy you are!'


II

Pussy said to the Owl, 'You elegant fowl!
How charmingly sweet you sing!
O let us be married! too long we have tarried:
But what shall we do for a ring?'
They sailed away, for a year and a day,
To the land where the Bong-tree grows
And there in a wood a Piggy-wig stood
With a ring at the end of his nose,
His nose,
His nose,
With a ring at the end of his nose.


III

'Dear pig, are you willing to sell for one shilling
Your ring?' Said the Piggy, 'I will.'
So they took it away, and were married next day
By the Turkey who lives on the hill.
They dined on mince, and slices of quince,
Which they ate with a runcible spoon;
And hand in hand, on the edge of the sand,
They danced by the light of the moon,
The moon,
The moon,
They danced by the light of the moon.

---

De Uil en de Kater

I

De Uil en de Kater gingen te water
In een prachtige erwtgroene boot,
Ze namen wat krenten, een handjevol centen
In papiergeld verpakt voor in nood
Toen legde de Uil zich bij de sterren plots schuil
En zong op een kleine gitaar
“O lieflijke Poes! O Katje mijn schat
Wat een prachtige kat heb ik daar
't Is waar
't Is waar
Wat een prachtige kat heb ik daar”


II

Zei de Kat tegen Uil: “Mijn rots en mijn zuil!
Hoe charmantelijke zoetjes wij zingen!
Laten we trouwen, een liefdesnest bouwen!
Maar wat gaan we nemen als ringen?”
Ze zeilden op slag voor een jaar en een dag
Naar het land waar de Bongieboom groeit
Alwaar op een pont een Biggywig stond
Met een ring op het eind van z'n neus
Z'n neus
Z'n neus
Met een ring op het eind van z'n neus.


III

“Lieve Big, laat ons niet zonder ring zitten huilen”
Zei de Big "geen probleem, “k zal wel ruilen”
En zo waren met recht verbonden in d'echt
De Kat en de Uil, zonder pruilen
En de crème brülee, en schijfjes van kwee
Daar aten ze met een ronbele lepel aan
Zodat hand in hand, op het eind van het strand
Ze dansten bij 't licht van de maan
De maan
De maan
Ze dansten bij 't licht van de maan.


(vertaling Joris van der Herten)



Edward Lear (1812 – 1888)