Een droom
I
Ik ging voor ik vertrok door lege kamers
die nog vol stemmen waren voor wie wilde horen.
Ik zag de sporen: uitgesleten treden van een trap
de wijde ramen. En mijn moeder die alleen gebleven
toch nog zong. Voordat ik kon bedenken dat zoiets
niet kon omdat wie dood is niet kan zingen, ging
de muziek weer aan en speelde vader fluit.
Daarna gingen de lichten uit en wist ik weer dat zij
die dromen nooit zijn vertrokken en nooit zijn aangekomen.
II
Veel later kwam dit landschap mij begroeten.
Steeds vaker als ik wakker werd droeg ik de wolken
mee wanneer ik ging. Om wat verdween
wilde ik wel verder zoeken. Maar hoe muziek te
tillen over de doden heen die slechts in dromen nog
elkaar begroeten? Ook als je gaat verdwijn je niet
meteen maar blijft een beetje thuis. Het landschap
in je hoofd brengt je weer terug naar huis.
Johanna Kruit
Uit: De omtrek van een antwoord, 1990