C. Buddingh' - Simplicity


Simplicity

Men aarzelt te zeggen de stoel
staat in de kamer de tafel
staat naast de stoel op de tafel
ligt vaders pijp moeder zit
in de stoel naast de kachel
en de kinderen spelen
in de tuin met de hond

toch als men daarvan uitging
was het geen slecht begin.

C. Buddingh' (1918-1985)

Uit: Gedichten 1938-1970, De Bezige Bij, 1971

Leo Vroman - Mens

Mens

Mens is een zachte machine,
een buigbaar zuilte met gaatjes
propvol tengere draadjes
en slangetjes die dienen
voor niets dan tederheid
en om warmer te zijn dan lucht,
Och, hij heeft ademzzucht
en hart-arbeid.

Heeft hij een welvig lijfje,
hier en daar wat vetjes,
dan vindt hij iets niet netjes
en noemt zichzelf een wijfje

bovenin zijn haarkleedje
draait hij dan vaak springveren.
Daar kan hij niet mee leren:
ze dansen alleen een beetje.

Het leren gebeurt in een kastje;
je mag dat niet openmaken,
wel teder, teder aanraken,
maar de rest van het zotte bastje
blijft ingepakt en bewaard,
want als het zich bepoedert,
ontwatert of ontvoedert,
ontroert, ontstemt, onthaart,
dan kruipt het een hokje in,
Een deurtje gaat op slot,
en het loopt niet naar buiten tot
het kleertjes heeft, kalmte, en zin.

Maar soms voelt het zich te zoet;
het bekje prevelt:”trouwen”,
het gladde buikje moet
een klein machientje bouwen.

God behoede de mens
en geve hem een zoen:
en verder niets met hem te doen
Streel zijn zoete pens.
want mens is een zachte machine,
een ingewikkeld liefje,
Verzilver zijn statiefje,
leidt hem in een vitrine,
doe bij hem een lichtje aan.

Loop zachtjes om hem heen en
ga elders om hem wenen,
maar laat hem staan.

Leo Vroman(1915)

Uit: Gedichten 1946-1984, Querido

J.C. Bloem - Dichterschap

Dichterschap

Is dit genoeg; een stuk of wat gedichten,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan
In ‘t slecht vervullen van onnoozle plichten
Om den te karigen broode allengs verdaan?

En hierom zijn der op een doel gerichten
Bevredigende dagen mij ontgaan;
Hierom blijft mij slechts zelf en lot betichten
In ‘t zicht van ‘t eind der onherkeerbre baan.

Van al de dingen die ‘k droomen zocht-
Erger: van alle, die ik wèl vermocht,
Is, nu hun tijd voorbij is, niets geworden

En ik kan zelfs niet, als mijn onbevreesd
Erkennen mij verwijst naar de verdorden,
Aanvoeren: maar mijn bloei is schoon geweest.

J.C. Bloem

Uit: Sintels

Uitgever: A.A.M. Stols, Den Haag

Kreek Daey Ouwens - Waar vind je...


Waar vind je het verhaal van je jeugd?
Het lied hangt in het gras. Het lied is langer dan de dood.
Langer dan de liefde.
Liefde, dood, wat betekenen die woorden?
Vandaag regent het, morgen schijnt de zon.
Dat is en dat was. Altijd. Want de dingen zijn ook in mij. Ik kan
ermee doen wat ik wil. Ik kan ze bedekken. Ik kan mijn voet
optillen, en ze, smal en breekbaar, weer tevoorschijn laten
komen. Ik kan de doden tevoorschijn laten komen. Ik kan ze
laten lopen en praten. Weer wegdoen. Dat kan het kind. Dat het
lied heeft gehoord.

Uit: De achterkant. Uitgeverij Querido (2009)

De Schoolmeester - De Leeuw


De leeuw

Een leeuw is eigentlijk iemand,
Die bang is voor niemand,
Zijne ogen en zijn neus
Zijn groter dan die van een reus,
En zijn muil
Is een ware moordkuil;
Met zijn klauw
Is een leeuw geweldig gauw;
Met zijn staart
Gooit hij een schutter van zijn paard;
En met zijn tanden
Durft hij de hele schutterij wel aanranden.
Enfin, hij is altijd het verscheurendste beest
Onder de dieren geweest

Onlangs heeft hij immers in Londen
Nog een juffrouw verslonden;
Doch, nu ik mij bezin,
Was hij het niet: het was de leeuwin.

De leeuw wordt viervoetig geboren:
Twee van achteren en twee van voren;
Of, volgens anderen, twee aan zijn rechterhand:
En de andere twee aan deze kant.

De leeuw zijn gemalin
Is mevrouw de leeuwin,
En de jongelui, zolang zij zich met de borst behelpen,
Noemt men gewoonlijk: welpen.

Gouden leeuwen en leeuwen van hout,
Mitsgaders de Hollandse, worden heel oud;
Men ziet ze nog wel op uithangborden en schilden, doch
zeldzaam in 't woud.

Komt ooit de ware leeuw rechtstreeks op u aan,
Dan is 't beste om maar regelrecht uit de weg te gaan.
Doch niet als hij opgezet of dood is,
Daar er in dat geval volstrekt geen nood is.

Gerrit van de Linde Jz. (ps. De Schoolmeester, 1808-1858) 

K. Schippers - Liefdesgedicht


Liefdesgedicht

Jij hebt de dingen niet nodig
om te kunnen zien

De dingen hebben jou nodig
om gezien te kunnen worden

K. Schippers

Uit: Ooitgedicht, samengesteld door Willem van Toorn, 1985

Leo Vroman - Vrede


Vrede

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi had gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede, vrede'.

Liefde is een stinkend wonder
van onthoofde wulpsigheden
als ik voort moet leven zonder
vrede, godverdomme, vrede;
want het scheurende geluid
waar ik van mijn lief mee scheidde
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer
wederkeert op vilte voeten,
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten
liggen rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast
dromen ons te kunnen horen.

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt?
Doch het versgebraden kind,
vuurwerk wordend, is het niet
wat ik vreselijk, vreselijk vind:
het is de eeuw dat niets geschiedt,
nadat eensklaps, midden door een huis,
een toren is komen te staan van vuil,
lang vergeten keldermodder,
snel onbruikbaar wordend huisraad,
bloedrode vlammen en vlammend
rood bloed, de lucht eromheen behangen
met levende delen van dode doch
aardige mensen, de eeuwlange stilte voor-
dat het verbaasde kind in deze zuil
gewurgd wordt en reeds de armpjes opheft.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Leo Vroman